Wim Schuhmacher

(Amsterdam 1894-1986)
 

Niet altijd al 'meester van het grijs'

De Amsterdamse Wim Schuhmacher (1894-1986) is een van de bekendste kunstenaars rond het Magisch Realisme en zijn atmosferische, realistische schilderijen worden in verband gebracht met die van Carel Willink en Pyke Koch. Vanwege de overeenkomsten in de buitengewoon verzorgde techniek – vergelijkbaar met die van de schilders uit de Gouden Eeuw –, de thematiek en de aandacht voor details is deze link niet verwonderlijk. Toch wist Schuhmacher zich van zijn grote collega’s te onderscheiden, door de toon in zijn werk steeds monochromer te maken. Zijn schilderijen lijken onder een grijze sluier schuil te gaan, waardoor ze afstandelijker en meer onaards zijn. Vanwege deze toepassing werd Schuhmacher ook wel de ‘meester van het grijs’ genoemd.

Schuhmacher werkte echter niet altijd al zo gedetailleerd en realistisch. Ook paste hij niet vanaf jongs af aan zijn grijze tinten toe. Begonnen als huis- en decoratieschilder was Wim Schuhmacher van 1911-1913 assistent van de binnenhuiskunstenaar C.A. Lion Cachet in Amsterdam. Zonder enige academische achtergrond begon hij met schilderen en ontwikkelde zich zelfstandig. Dit was iets waar hij trots op was: hij vertelde graag dat hij zich vanaf 1913 zonder opleiding toelegde op de vrije schilderkunst. Hij volgde avondlessen en bekeek het werk van George Hendrik Breitner, Jan Toorop en Vincent van Gogh. Daarnaast maakte hij in zijn woonplaats Amsterdam kennis met het luminisme van Leo Gestel en Jan Sluijters en het werk van de neo-impressionisten, de Parijse kubisten en de Duitse expressionisten. Amsterdam was een prachtplek voor een jong, gretig kunstenaar: er was volop internationaal werk te zien op de tentoonstellingen van De Moderne Kunstkring en De Onafhankelijken. Nadat Schuhmacher onder invloed van Gestel en de kunstenaars van de Bergense School in een combinatie van mild kubisme en zacht expressionisme had gewerkt ontwikkelde hij halverwege de jaren twintig zijn eigen realistische stijl. Studio 2000 heeft twee schilderijen in de collectie die de aanloop naar deze ontwikkeling tonen.

In de winter van 1915-1916 verbleef Wim Schuhmacher in Hillegersberg, ten noorden van Rotterdam. Het was niet de eerste keer dat hij Amsterdam verliet. In navolging van Van Gogh had Schuhmacher enige tijd onder de mijnwerkers in Zuid-Limburg geleefd. Als hij de Franse taal machtig was geweest, was hij misschien niet in Nederland gebleven maar net als Van Gogh naar de Borinage afgereisd. Van Gogh was in deze tijd nog niet algemeen aanvaard in de museale wereld, maar onder Franse fauves, Nederlandse modernisten als Jan Toorop en Jan Sluijters en onder schrijvers en kunstcritici werd hij gezien als een grote inspirator. In tegenstelling tot de sociaal bewogen Van Gogh (en zoals Jan Toorop en zijn dochter Charley ook hadden gedaan) verbeeldde Schuhmacher echter niet de mijnwerkers: het Limburgse heuvellandschap trok hem meer. In de zomer van 1914, rond de tijd dat de  Eerste Wereldoorlog uitbrak, keerde Schuhmacher terug naar Amsterdam. Hier zag hij niet alleen de internationale tentoonstellingen, maar kon hij ook kennisnemen van de eigentijdse Nederlandse kunst. Jan Sluijters exposeerde met grote regelmaat in fauvistische, luministische, kubistische en futuristische stijl en van Piet Mondriaan waren de bijna-abstracte werken te zien.

In Schuhmachers werk van 1914-1915 is van deze eigentijdse ontwikkelingen nog weinig invloed te zien. Hij werkte vooral in een eigen variant op de Amsterdamse luministische stijl, waarvan de bloeiperiode enkele jaren eerder lag. Met zijn bewondering voor Van Gogh werd zijn werk wel steeds intenser: het enkel registreren van de natuur had hij achter zich gelaten. In Hillegersberg had Schuhmacher voor het eerst intensief contact met de zeven jaar oudere collega Herman Bieling, die toen evenmin een ultramodern schilder was. De omgang met Bieling was voor Schuhmacher niet zichtbaar van invloed en Schuhmacher ging niet rigoureus anders werken. Wel vond de voorheen wat geïsoleerd werkende kunstenaar in Bieling een schildersmaatje: ‘We klommen over hekken van begraafplaatsen, in de winter, in de sneeuw, en zaten daar met klompen-met-stro-erin en met warme melk bij ons en we werkten tot we flauw vielen’. In deze periode maakte Schuhmacher zijn schilderij ‘Rotte en Bergse Plas’: de rivier en een van de Bergse Plassen, gelegen tussen de noordelijke Rotterdamse buitenwijken Schiebroek en Hillegersberg.

De jaren die hierop volgden waren onrustig voor Schuhmacher. Begin 1916 vertrok hij uit Rotterdam en woonde op verschillende plaatsen, trouwde met Dora Mohr en scheidde enkele jaren later van haar. In 1920 of 1921 vestigde hij zich definitief in Amsterdam. Schuhmacher had zich in deze woelige periode volop in het Nederlandse naoorlogse kunstleven gestort. Hij greep zoveel mogelijk gelegenheden tot exposeren aan: zijn werk was te zien bij verenigingen als De Branding, De Rotterdammers, De Onafhankelijken en de Hollandsche Kunstenaarskring. In zijn werk experimenteerde hij met kleur, lijn en vlak om tot een grotere uitdrukkingskracht te komen. Deze stijl, ook wel kubo-expressionisme genoemd, floreerde in de periode 1916-1925. De hierin toegepaste lijnen en vlakken hielden verband met het kubisme, terwijl het donkere, ‘melancholieke’ palet, de opvallende kleuraccenten en de spontane factuur als expressionistische kenmerken worden beschouwd. De twee stijlen vulden elkaar aan en hielden elkaar in evenwicht.

In 1920 trouwde Schuhmacher met zijn nieuwe liefde, Doortje Parrée. Ze vestigden zich op de Hoofdweg, waar ook de pianist Cornelis Berkhout (1891-1958) en diens vrouw Truus Scheepers woonden. Schuhmacher vereeuwigde het echtpaar in het dubbelportret ‘Chopin 3de pianosonate’. Met zijn tweede huwelijk was een periode van reizen aangebroken: het echtpaar bezocht Berlijn, Parijs, Brugge en verschillende Italiaanse steden. Buitenlandse reizen werden een vast onderdeel in zijn leven, en tot in de jaren zeventig zou hij regelmatig in het buitenland werken, voornamelijk in Zuid-Europa. De voorkeur voor deze regio zal hem deels ingegeven zijn doordat het licht – hij schilderde bijvoorbeeld autonome, onaardse lichtschijnsels in zijn werken – voor Schuhmacher een belangrijke rol speelde. Zijn aandacht hiervoor wordt in verband gebracht met zijn belangstelling voor de middeleeuwse cultuur, die in de jaren twintig sterk toenam. Ook door andere modernisten werd de kunst van de middeleeuwen bewonderd, in het bijzonder het sacrale licht dat binnenviel door de vensters van de gotische kathedralen. Duitse denkbeelden over de geest van de gotiek en de actuele betekenis daarvan werden in Nederland verspreid en goed ontvangen onder moderne kunstenaars. Jan Sluijters en Leo Gestel waren onder de indruk van de kunst van de Vlaamse Primitieven (15e en 16e eeuw) en symbolisten als Jan Toorop en Johan Thorn Prikker hadden al eerder inspiratie geput uit middeleeuwse thema’s en vormen. Anders dan bij andere kunstenaars binnen deze algemene licht- en middeleeuwenverering, kreeg Schuhmachers kunst echter geen christelijke inhoud.

Het vaak gelegde verband tussen gotiek en muziek speelde ook een rol in Schuhmachers werk. Jan Toorop had al in de jaren negentig van de negentiende eeuw voor de verbeelding van muziek zogenaamde ‘klanklijnen’ ontwikkeld. Schuhmacher zocht het in ‘kubistische voorstellingen met bogen en rechte lijnen’. In het eerder genoemde dubbelportret van het echtpaar Berkhout is er slechts sprake van een verwijzing naar muziek doordat musicus Cornelis Berkhout achter de piano heeft plaatsgenomen.

Niet lang hierna deed het zilvergrijs zijn intrede in Schuhmachers werk. Het is de geschiedenis ingegaan als Schuhmachers ‘zilveren toon’ en werd door de kunstenaar zelf als een ontdekking en overwinning ervaren. Zijn kunst werd grijzer, maar ook realistischer. De contouren werden scherper en de details meer herkenbaar. Hij onderdrukte de heftige expressionistische toets en kleur en de kubistische vormgeving, die nog goed te zien is in het portret van echtpaar Berkhout. Rond 1925 was het kubisme in zijn werk alleen nog waarneembaar in de weergave van enkele details.

Verschenen in het Studio 2000 Magazine. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van de studie over het leven en werk van Wim Schuhmacher (tevens oeuvrecatalogus) van Jan van Geest, Wim Schuhmacher. De Meester van het Grijs, Arnhem 1991.