Theo Van Rysselberghe

(Gent 1862-1926 Saint-Clair, Var)

Het pointillisme van Georges Seurat betekende voor de Belgische schilder Théo Van Rysselberghe meer dan een vluchtige of oppervlakkige ervaring zoals dat bij sommige neoimpressionisten het geval was. De intellectualistische theorie van de splitsing van tonale kleuren in zuivere kleurvlekken, de stippeltechniek en vooral de strenge compositietechniek moeten de academische modernist zeer hebben aangesproken. Hij was ervan overtuigd dat deze richting in de kunst de enige ware was, zoals hij de neoimpressionisten zag op een de Parijse Salon des Indépendants in 1892: ‘onze zaal, waaruit de ware opvolgers zullen opstaan van Monet, Renoir, Degas, Pisarro – zoveel is zeker.’

Toch verwerkte Van Rysselberghe de theorie tot een persoonlijk compromis, zoals vele andere volgelingen van Seurat. Zijn pointillisme werd gaandeweg meer een kwestie van beheerste factuur, in stippen en vlekken, dan van het splitsen in zuivere kleurvlekjes. Dat is goed te zien aan het schilderij Anémones uit 1909. Zijn palet omvat ook tonale kleuren en zijn toetsen zijn geen stippeltjes meer, maar korte streepjestoetsen. Daarmee had hij het vaak ongeïnspireerde, technische procédé zich eigen gemaakt en bleef de richting in zijn oeuvre veel meer dan een oefening.

Toen Maurice Denis (1870-1943) gevraagd werd in 1927 een voorwoord te schrijven bij de postume expositie van Van Rysselberghe bij Galerie Georges Giroux in Brussel karakteriseerde deze zijn vriend als iemand die schilderde ‘zonder verpozen, zonder bedrog, zonder hoogmoed, gevoelig en methodisch.’ Van alle thema’s die Van Rysselberghe behandelde, was het menselijk figuur het meest geliefd. Toen hij in 1881 debuteerde op de Salon van Brussel, direct na het afsluiten van zijn studies aan de Academies te Gent en Brussel, zond hij naast een landschap ook twee portretten in. Gedurende zijn gehele leven zou hij vele vrienden en kennissen vereeuwigen. Onder hen bevonden zich de schrijvers Emile Verhaeren en Maurice Maeterlinck en Octave Maus, de leidende figuur van Les Vingts. Bij dit vooruitstrevende kunstenaarsgezelschap, waar het werk van Seurat en Signac al in 1886 geëxposeerd werd, leerde hij Jan Toorop kennen, die zich onder invloed van deze Franse pointillisten eveneens ging wijden aan de nieuwe stijl. 


Théo Van Rysselberghe, meester van licht en warmte
Verschenen in Studio 2000 Magazine, nr. 1 2011

De Belgische neo-impressionistische schilder Théo Van Rysselberghe (1862-1926) onderzocht aan het begin van zijn loopbaan verschillende stijlen, onder meer geïnspireerd op het werk van Frans Hals - hij kwam zijn werk bekijken in Haarlem in 1883 - en van Edouard Manet. In zijn eerste werken, landschappen, interieurs en portretten, volgde hij het op dat moment in België heersende realisme, in dik aangebrachte sombere kleuren. In de winter van 1883-1884 veranderde dit, toen Van Rysselberghe samen met vriend en collega-kunstenaar Frantz Charlet naar Tanger reisde. Zijn kleuren werden veel lichter, en in zijn werk deden het overvloedige zonlicht, een lossere toets en exotische omgevingen hun intrede. Van deze reis bracht hij zijn grote werk 'Arabische Fantasia' mee terug, dat deze kenmerken laat zien. Ook toont het de poging om uitdrukking te geven aan het vluchtige moment. Het schilderij hield zich nog binnen de normen van de realistische traditie, maar Van Rysselberghe zou deze op korte termijn doorbreken om zich uitsluitend met de werking van het licht bezig te houden. Voor Van Rysselberghe was dit niet de eerste reis naar het zuiden: in de voorgaande winter had hij gebruik kunnen maken van een reisbeurs. Deze had hij gekregen, nadat hij op zijn achttiende met twee portretten had deelgenomen aan de Salon van Gent en daarna werk tentoonstelde op de Brusselse Salon.

Met de beurs maakte Van Rysselberghe niet de gebruikelijke reis naar Italië, maar ging, in gezelschap van vrienden als Charlet en Meunier, naar Spanje. Van daaruit trokken ze naar Marokko. Ze werden aangetrokken door het oriëntalisme en namen reisimpressies mee die van deze invloed getuigen. In de jaren na deze start van zijn carrière kwam Van Rysselberghes impressionistische stijl volledig tot bloei in de portretten en naakten die hij schilderde. Kunstenaarsvriend Maurice Denis schreef over de portretten van Van Rysselberghe: 'Wat er achter een gezicht gebeurt, interesseert hem meer dan hij durfde toegeven. Hij had het over volumes, kleur, compositie, een beetje om zijn onrust over karakter en psychologische gelijkenis te verhullen. Want Théo heeft alleen maar zoveel portretten geschilderd, omdat hij gedreven werd door een nieuwsgierigheid van een andere orde, door de zoektocht naar de mens.' Aan het einde van de jaren tachtig maakte Van Rysselberghe de overstap naar een meer wetenschappelijke benadering van het impressionisme. Hij ging werken op een divisionistische wijze, waarin hij toetsen ongemengde verf naast elkaar plaatste. Deze nieuwe stijl was hem ingegeven door het werk 'Un dimanche après-midi de la Grande Jatte' (1886) van Georges Seurat, dat Van Rysselberghe in Parijs had gezien. Na zijn ontmoeting met het vernieuwende schilderij zorgde Van Rysselberghe dat het werk getoond werd in België, op een tentoonstelling van kunstenaarsgroep 'Les Vingt' (Les XX). De nieuwe stijl vond direct vele volgelingen in België; naast Van Rysselberghe waren dit onder andere Henry Van de Velde en Georges Lemmen. Voor Van Rysselberghe toonde het een manier om het impressionisme te hervormen: in het licht van de vernieuwingen van Seurat, en ook die van Paul Cézanne, zocht Van Rysselberghe naar een eigen vertolking van het nieuwe impressionisme. Zijn persoonlijke pointillisme (het stippelen van de verf) was meer een kwestie van beheerste factuur, in stippen en vlekken, dan van het splitsen in zuivere kleuren, zoals Seurat dat deed: het palet van Van Rysselberghe bleef dan ook tonale kleuren omvatten. Overigens was Van Rysselberghe in 1883 één van de oprichters van Les XX: onder zijn invloed werden de Franse vertegenwoordigers van de nieuwe schilderstijl in de groep uitgenodigd. De groep bestond uit jonge radicale kunstenaars die rebelleerden tegen het verouderde academisme en de heersende artistieke standaarden. Bij Les XX zouden zich onder meer de kunstenaars Jan Toorop (in 1885), Auguste Rodin (in 1889) en Paul Signac (in 1890) aansluiten. Ook stelden veel 'invités' tentoon bij de vereniging, zoals Cézanne, Denis, Gauguin, Monet, Redon, Renoir, Seurat en De Toulouse-Lautrec. Ook Nederlandse exposanten werden uitgenodigd: Breitner, Van Gogh, Israëls en Thorn Prikker. Van Rysselberghe werd vanaf 1889 beschouwd als de Belgische voorman van de nieuwe stroming. Hij was, samen met Georges Lemmen, de enige kunstenaar die de neo-impressionistische techniek op het portret wist toe te passen. In zijn portretten, veelal van figuren uit kunstenaarskringen, slaagde hij erin het uiterlijk én het innerlijk van het model weer te geven. Inmiddels was hij ook weer landschappen gaan schilderen, onder andere tijdens zijn huwelijksreis (1889) in Bretagne, en figuren in de openlucht. In de jaren negentig schilderde hij ook vele zeegezichten. Hierover schreef zijn vrouw Maria in 1910: 'Al wat met de zee te maken had, oefende altijd een uitzonderlijke aantrekkingskracht op hem uit: de geur en de beweging in de havens, de vissen die hij met evenveel plezier schilderde, klaarmaakte en opat, de boten waarvan hij alle vormen kende. Hij was vertrouwd met zeevaarttermen, hij kon knopen leggen als een zeeman. Vakantie was voor hem alleen denkbaar aan de kust waar hij uiteindelijk ook ging wonen.' Gedurende de jaren werden Van Rysselberghes toets en zijn composities iets losser. Hoewel het systematisch divisionisme al in het begin van de jaren negentig door zijn collega's was afgezworen, bleef Van Rysselberghe de stijl trouw tot in 1903. Hierna schilderde hij in een gematigd impressionistische stijl, waaraan hij een realistische trant toevoegde. Het eerste decennium van de nieuwe eeuw wordt gezien als een bloeiperiode voor Van Rysselberghe. Hij was zeer actief en schilderde grote decoratieve panelen, waaronder een reeks baadsters, tal van portretten, het moeilijke thema van het naakt voor de spiegel, zonovergoten landschappen en zonsondergangen en tientallen taferelen met bloemen en aquariums. Voor een schilder die zoveel belangstelling had voor kleuren is het niet verwonderlijk dat hij zich interesseerde voor aquariums en exotische vissen. Tijdens een lange reis naar Italië in 1908-1909 was Van Rysselberghe veel te vinden in het aquarium van Napels: hij schilderde een hele reeks studies en schilderijen van vissen (waaronder het doek 'Rode vissen', zie afbeelding). De kleurenpracht die hij één op één kon overbrengen op het doek moet hem genoegen hebben gedaan! Jaren later zou hij opnieuw een reeks aquariums maken, deze keer in Monaco. Van Rysselberghe schreef: 'Ik koester een bijzondere passie voor het spektakel van dit onderwaterleven', en 'In dit aquarium zwemmen zoveel prachtige creaturen dat ik een abonnement genomen heb! Schetsen (...), ja, als het niet te aanmatigend is zulke pracht te willen vertalen aan de hand van wat gekleurde zalf of zwarte krabbels. Want weet je, mijn beste, dat behoort tot het mooiste wat ik ooit in mijn leven gezien heb: de feeërieke ribkwallen in het water vol licht!' Nadat hij meer dan een decennium in Parijs had gewoond, verhuisde Van Rysselberghe in 1910 naar Saint-Clair aan de Middellandse Zee. Hij had eerder in deze omgeving rondgekeken, toen hij per fiets de Middellandse Zeekust tussen Hyères en Monaco verkende, op zoek naar een nieuwe woonplaats. Tijdens dit soort tochtjes nam de schilder vaak papier en tekengerei mee. Veelal maakte hij schetsen in waterverf als geheugensteun voor de indrukken die hij opdeed. Andere aquarellen van zijn hand zijn zo 'af' dat ze niet meer gezien kunnen worden als studie, maar als autonoom werk. Voor tekeningen had Van Rysselberghe gedurende zijn hele carrière veel aandacht getoond. Hij vond dat het tekenen een techniek was die een kunstenaar elke dag moest beoefenen, om zo zijn vaardigheid op peil te houden. In zijn schilderijen werden de verfstreken langer en de tonen soberder. Vooral bij de portretten valt op dat de kleuren rustiger werden en dat de voorstellingen een minder weelderig karakter kregen. De naakten, een thema dat hij altijd bleef beoefenen, kregen een meer goudkleurige huid, en de schilderwijze werd gladder en de kleuren beheerster. Hij was een meester geworden in het verbeelden van licht en warmte in zijn werk.

De citaten in dit artikel zijn afkomstig uit R. Feltkamp, Théo Van Rysselberghe, Tielt 2003. In de collectie van Studio 2000: Théo Van Rysselberghe (Gent 1862-1926 Saint-Clar, Var) Le port de Honfleur, 1899 Aquarel op papier 25 x 28 cm. Herkomst: Privécollectie, Brussel; Reches, New York; Hugo Perls Gallery, New York; Pogu, Paris; É. Van Rysselberghe, Paris Literatuur: Th. Van Rysselberghe, brief aan H. Van de Velde, 2 mei 1910; R. Feltkamp, Théo Van Rysselberghe. Catalogue Raisonné, Bruxelles 2003, p. 205, ill. 1899-030, p. 323, nr. 1899-018 Théo Van Rysselberghe (Gent 1862-1926 Saint-Clar, Var) Rochers rougers au Trayat, 1904 Aquarel op papier 17,5 x 25 cm. Herkomst: Privécollectie, Brussel; Reches, New York; Sotheby's, New York 7 juni 1984, nr. 14A; Christie's East, New York, 13 april 1983, nr. 48; Hugo Perls Gallery, New York; Maria Van Rysselberghe Literatuur: Th. Van Rysselberghe, brief aan H. Van de Velde, 2 mei 1910; R. Feltkamp, Théo Van Rysselberghe. Catalogue Raisonné, Bruxelles 2003, p. 203, ill. 1904-033, p. 349, nr. 1904-033 Théo Van Rysselberghe (Gent 1862-1926 Saint-Clar, Var) Mme Else Lampe von Guita, 1911 Marouflé 113 x 76 cm. Herkomst: Privécollectie, Brussel; Sotheby's, Londen 28 november 1995, nr. 353; Sotheby's, New York 26 februari 1990 en 12 mei 1987, nr. 274; Me Cornette de Saint-Cyr, Parijs 27 oktober 1982 (Mme H. van de Velde); Me Ader, Parijs 13 oktober 1977, nr. 239 (Maria Van Rysselberghe); Auktionshaus Neumarkt, Zürich 16 mei 1974, nr. 27; Me Blache, Hôtel de vente rue Rameau, Versailles 26 november 1972, nr. 206 (E.L. von Guita); O. Ghez, Genève; Drouot, Parijs 28 april 1970 (Maria Van Rysselberghe) Tentoongesteld: 1912, Amsterdam (Stedelijk Museum), 'Internationale Verkoop tentoonstelling van kunstwerken van levende Meesters', nr. 229; 1913, Dresden (Kunstsalon Emile Richter), 'TVR', nr. 1; 1913, Laren (Larensche Kunsthandel), 'TVR', nr. 1; maart 2000, Brussel (Foire Eurantica) Literatuur: Th. Van Rysselberghe, brief aan H. Van de Velde, 2 mei 1910; R. Feltkamp, Théo Van Rysselberghe. Catalogue Raisonné, Bruxelles 2003, p. 394, nr. 1911-001 Théo Van Rysselberghe (Gent 1862-1926 Saint-Clar, Var) Choughnest, 1913 Aquarel op papier 26 x 20 cm. Herkomst: privécollectie Brussel; Salle de Vente Bernaerts, Malines 25 februari 1991, nr. 225 Théo Van Rysselberghe (Gent 1862-1926 Saint-Clar, Var) Capros et anthias sur fond de coraux, of Poissons rouges, 1909 Olieverf op paneel 73 x 60 cm. Herkomst: privécollectie Brussel; Sotheby's, Londen februari 2002 (Esche, Duitsland; als 'Poissons rouges') Tentoongesteld: 23 oktober - 21 november 1909, Rotterdam (Rotterdamsche Kunstkring), 'TVR', nr. 45 (als: 'Corail et poissons rouges'); 16 januari - 2 februari 1910, Groningen (Galerie Hofsteenge), 'Pictura TVR', nr. 40; 27 februari - 12 maart 1911, Parijs (Galerie Druet), 'TVR', nr. 35 Literatuur: Th. Van Rysselberghe, brief aan H. Van de Velde, 7 juli 1910; R. Feltkamp, Théo Van Rysselberghe. Catalogue Raisonné, Bruxelles 2003, p. 234, ill. 1909-037, p. 384, nr. 1909-037

 

  • Naam: Theo Van Rysselberghe
  • Geboren Gent Belgie 1862
  • Overleden Saint-Clar (Var) Frankrijk 1926
  • Schilder.