Lodewijk Schelfhout

(Den Haag 1881-1943 Amstelveen)

De in Parijs woonachtige Lodewijk Schelfhout onderging als eerste Nederlander de invloed van het kubisme. Schelfhout woonde sinds 1903 in de Franse hoofdstad en had een brede kring van contacten onder de kunstenaars in Montparnasse. Toen Jan Toorop, Conrad Kickert, Jan Sluijters en Piet Mondriaan in 1910 de Moderne Kunstkring oprichtten, vormde Schelfhout een belangrijke schakel tussen de Nederlandse moderne kunstenaars en de Franse avant-gardisten. De schilder en criticus Conrad Kickert, die als doel had de Moderne Kunstkring tot een internationale salon te maken, naar voorbeeld van de Salon d’Automne en gericht op de modernste kunst, reisde geregeld naar Parijs. Hij werd door Schelfhout geïntroduceerd in de Parijse artistieke kringen. 

Over Schelfhouts eerste jaren in Parijs is weinig bekend. Hij werd beïnvloed door Paul Cézanne, wiens werk in Parijs te bestuderen was. Vooral vanaf 1904 werd Cézannes werk door de exposities van de Salon d’Automne steeds bekender. Schelfhout werd in deze jaren opgenomen in de kring van buitenlandse kunstenaars, onder wie veel Duitsers waren. Ze kwamen geregeld bijeen in een café en Wilhelm Uhde schreef in zijn memoires ‘Von Bismarck bis Picasso’: ‘De meesten van de club hadden weinig interesse voor het nachtleven aan de rechteroever van de Seine, maar ze brachten wel ongeveer de helft van hun tijd door in het Café du Dôme. Hele nachten waren ze aan het discussiëren over de voortreffelijkheid van een of andere meester. Ten slotte met weinig resultaat. Er werd dan ook meer gepraat dan geluisterd.’ 

Voor Schelfhout was het een moeilijke tijd. Hij werkte veel en leed bittere armoede: verzwakt van de honger zou hij eens op straat in elkaar zijn gezakt. Toch werd hij al wel erkend als kunstenaar en exposeerde hij bij verschillende gelegenheden. De ontwikkeling die hij doormaakte is kenmerkend voor veel jonge schilders die zich in deze jaren in Parijs vestigden. Via het impressionisme kwam hij steeds meer onder invloed van Van Gogh, wiens werk door een grote Parijse expositie in 1908 extra in de belangstelling kwam te staan. In deze beginperiode bezocht Kickert hem verschillende keren, en omgekeerd logeerde Schelfhout ook enkele malen bij Kickert in Zandvoort. Op Schelfhouts aanraden vestigde Kickert zich in 1910 voorgoed in Parijs. Hij introduceerde Kickert in de literaire kring rond Paul Fort. Van 1908 tot 1913 namen ze samen deel aan diens bijeenkomsten in La Closerie des Lilas, waar ze in contact kwamen met Henri Le Fauconnier. 

Schelfhout raakte beïnvloed door het behoudende kubisme van Le Fauconnier, dat later ook de nodige invloed zou uitoefenen op de kunstenaars in Bergen. Le Fauconnier behoorde tot een brede groep kunstenaars die het kubisme anders interpreteerden dan Picasso en Braque. Waar Braque de kubistische kunstenaars op Montmartre aanvoerde, werd Le Fauconnier de ‘chef’ van de groep van Montparnasse genoemd. Het persoonlijke contact dat Schelfhout onderhield met de kubisten van Montparnasse was niet de enige reden dat hij kubistisch ging werken. Schelfhout zocht al langere tijd naar oplossingen voor vormproblemen en bouwde zijn composities al bewust op. 

Een verblijf in de Provence in de zomer van 1911 zorgde voor een openbaring. De vormen van de boven elkaar, op een rotsige heuvel gebouwde huizen van het dorpje Les Angles lieten hem het kubisme ‘zien’. Het gevolg was een radicale stijlvernieuwing. De meest letterlijke betekenis van het woord kubisme maakte indruk op Schelfhout: hij behandelde de huizen als kubussen. In de tekeningen en schilderijen die hij van het dorpje maakte, bouwde hij zijn compositie telkens weer zeer bewust op. Het schilderij dat bij dit artikel is afgebeeld laat zien hoe Schelfhout Les Angles vatte tussen de rotsige voorgrond en de in vlakken opgebroken lucht. De torenspits in het midden is het centrale punt in het patroon van de herhalende en openbrekende lijnen in de lucht, het dorp op de berg en de voorgrond. De lijnen van de lucht worden op de voorgrond gespiegeld: het schilderij is een compositie van herhaling en balans. 

In 1912 ontstonden veel verbeeldingen van de Provence. In die werken kwam steeds meer Schelfhouts neiging naar voren om verschillende motieven in één tafereel te verenigen. Hij gaf hiermee een samenvattend, panoramisch beeld van het landschap. Hoe verder hij vorderde met zijn ‘serie’, hoe meer hij verschillende onderwerpen verenigde in een groot gecomponeerd geheel. Het ritme en het vergroven van de vorm, op een soms expressieve manier, werd Schelfhout ingegeven door Le Fauconnier, die in deze jaren in zijn Parijse kring als een meester werd vereerd. Die expressieve wijze zorgde er wellicht voor dat de nadruk in Schelfhouts werk in dit jaar verschoof naar het innerlijk gevormde beeld van de werkelijkheid, in plaats van de ‘objectieve’, zichtbare werkelijkheid. Hij omschreef in 1913 zelf zijn kubisme zo: ‘de cubisten geven een geestelijke vertaling van den indruk, die de natuur op hen maakt’, en ‘zij gebruiken de voorwerpen der natuur om uit te drukken, wat in hen is’. In zijn nieuwe kubistische stijl verdween Schelfhouts vroegere zoeken naar krachtige, contrasterende kleureffecten. Hij gaf nu de voorkeur aan het beheerste kubistische palet, waarin grijzen, okers en leiblauw de boventoon voerden, afgewisseld met groen, witte tinten en een enkele rode kleur. 

Aan het einde van 1912 werd van de Nederlandse kring in Parijs Schelfhout kennelijk als belangrijkste gezien: hij was de enige wiens werk op de tentoonstelling van de Moderne Kunstkring samen met dat van Braque, Le Fauconnier en Picasso in de erezaal hing. De groep Parijse Nederlanders werd de ‘groep van Schelfhout’ genoemd, en hij genoot de waardering van Toorop, zoals diens uitnodiging om te exposeren in Domburg impliceert. 

Na Schelfhouts definitieve terugkeer naar Nederland bleef de invloed van Le Fauconnier merkbaar. Toch trad er een stijlverandering in, die wellicht mede bepaald werd door Le Fauconniers ommezwaai naar een expressionistische stijl in 1913. Schelfhout ging langzaam maar zeker realistischer werken en hij raakte geboeid door religieuze thema’s. Waarschijnlijk lieten Nederlandse kunstenaars als Sluijters, met zijn beginnende expressionisme, en vooral Toorop met zijn religieuze kunst, hun invloed gelden. Ook Toorop verwerkte in deze tijd religieuze onderwerpen in een moderne stijl, die aan het kubisme herinnerde; zie bijvoorbeeld tekeningen uit 1914 als Adoratie Brugge (collectie Studio 2000). Het is ook mogelijk dat Toorop op zijn beurt juist onder invloed kwam van Schelfhouts modernisme, dat in deze tijd zoveel indruk maakte op de Nederlandse kunstenaars. Er was zeker een innerlijke verwantschap tussen hun kunst. Toorop moet Schelfhout zeer hebben gewaardeerd: hij heeft de jonge schilder in deze jaren méér gesteund dan andere Nederlandse modernen.