Henri Victor Wolvens

(Brussel 1896-1977 Brugge)

‘Beminde schilderkunst, bedrieglijke geliefde. Men moet veel geven om een weinig te krijgen, maar dat weinige is enorm!... Ik heb mijn kunst gegrondvest op leven... licht... liefde... de liefde is eeuwig... Altijd verder gaan, naar het zotte licht, naar de onbekende werelden, nieuwe, onontgonnen horizonten. Leven! Leven! Leven om ervan te kreperen... Ach, die kleine stations - ik zie ze zo graag - overweg, fluitende trein, een rookpluim scheurt de hemel, en dan de zee, onze Noordzee, haar huivering, het warme zand, paarlen hemel, spiegelende zon, paarlemoer, schelpen...’. Zo schreef de Belgische schilder Henri Victor Wolvens in 1956 over zijn werk. Wolvens werd bekend door zijn grote composities. Daarnaast zijn het vitale en lichte kleurenpalet en de wilde penseelstreek kenmerkend. De onderwerpen zijn alledaags, het genieten van de kleine dingen in het leven, van de natuur, zee en strand. Door dit eigen karakter is het werk niet zo goed te plaatsen in een bepaalde stroming. Het heeft meer weg van een synthese tussen drie stromingen: impressionisme, expressionisme en abstracte kunst. Wolvens toont hierbij een nieuw soort expressie, waarbij niet zozeer een object als belangrijk werd gezien maar het meer in de sfeer kan worden samengevat. Deze sfeer gaf hij weer met het licht van de impressionisten. Maar vooral belangrijk is het abstracte component in het werk , die duidelijk waarneembaar is bij de esthetische beschouwing. Wolvens volgde begin jaren tien de klassieke academies Sint Lukasschool in Schaarbeek en de Sint Joost in Node. Zijn vroege werk stond vaak nog in de traditie van het realisme en door de heldere kleur en de vlakken deed het veel denken aan het Brabants fauvisme. Verschillende Brabantse schilders, zoals Médard Maertens gaven les op de academie. Kenmerkend voor hun werk waren de contrasterende kleuren toonvlakken, beïnvloed door de Franse impressionist en kubist Cézanne. Een van de belangrijkste kenmerken van de Brabantse schilders die in het werk van Wolvens is terug te vinden, is een bepaalde levensvreugde en de keuze om juist de goede dingen van het leven als onderwerp te kiezen. Merkwaardig genoeg was zijn leven minder rooskleurig dan zijn werk doet vermoeden. Hoewel hij 81 jaar oud zou worden, had hij zijn leven lang hartklachten. Hij schreef dikwijls dat hij dacht niet oud te worden. Omstreeks 1930 veranderde de stijl van Wolvens grondig. Mogelijk door het krijgen van zijn eerste kind werden zijn schilderijen en ook de keuze voor zijn onderwerpen steeds melancholischer. Wolvens schilderde nu veel verstilde interieurs, portretten en naakten tegen egale achtergronden. In de loop van de jaren dertig ging hij steeds vaker de zee schilderen, het onderwerp waarmee hij het meest bekend zou worden. Zo zei hij tijdens een interview 1964 ‘…Waarom Brugge? Niet ten omwille van de romantiek. Maar niemand kende mij hier. Ik voelde mij zo vrij als een vogel. Vooral was ik dicht bij de zee en het vreemde licht dat daar van uitgaat.’ Maar waarom dan niet meteen aan de zeekust gaan wonen? ‘Neen, gemoogt niet te dicht wonen, maar er naar toe gaan en steeds opnieuw ontdekken.’ Tijdens de oorlog verbleef Wolvens hoofdzakelijk in Brugge. Omdat dit spergebied van de Duitsers was, kon hij de zee niet schilderen. Na de oorlog zou de omgeving van de zee, de golven en het strand een van zijn belangrijkste onderwerpen worden. Maar ook het vakantieleven van restaurants, casino’s en terrassen onder de zomerzon was een geliefd onderwerp. Wolvens wilde dit rijke leven zichtbaar maken met een kleurrijk palet. Hij schilderde direct vanuit de tubes en modelleerde de natte verf met zijn duim, kwast of schildersmes. Door zijn grote technische vaardigheid leverde dit geen bruine brij op, maar bleven de kleuren licht en helder. Ondanks dat Wolvens in de oorlogsjaren onmogelijk de zee en haar rijke omgeving kon schilderen zoals hij dat zo graag deed werd deze periode van groot belang voor zijn schilderscarrière. In 1942 schreef Paul Haesaert in zijn boek ‘Retour à l’Humain’ een nieuw soort schilderkunst, het ‘animisme’, waarbij hij een tiental schilders en beeldhouwers noemde, onder wie Wolvens. Binnen het animisme, dat uitgaat van het expressionisme waarbij het menselijk en gevoelige voorop stond, waren de kunstenaars meer gericht op introspectie dan op het expressieve uiten. Later zouden kunstcritici bezwaren hebben tegen deze benaming voor het werk van Wolvens. Voor Wolvens was de verschijning van deze publicatie echter van groot belang. Het betekende het begin van zijn schildersloopbaan. Nu werd hij door bekende Brusselse kunsthandels uitgenodigd te exposeren en nam hij deel aan een tentoonstelling van de groep ‘Orientations’ in het Paleis van Schone Kunsten in Brussel. Na de oorlog had Wolvens een grote retrospectieve tentoonstelling in Brugge en Knokke en exposeerde hij samen met James Ensor in Oostende. Later zouden er nog vele volgen, waarvan de laatste 1993 een grote overzichtstentoonstelling was in het Museum voor Moderen Kunst in Oostende.

Dit artikel verscheen in het Studio 2000 magazuine 2017/3.