Hendrik Willem Mesdag

(Groningen 1831-1915 Den Haag)

In de tweede helft van de negentiende eeuw ontstond er onder kunstenaars een groeiend verlangen naar de ongerepte natuur en het onbedorven leven. Vanuit dit idee werd rond 1860 in Den Haag/Scheveningen de Haagse school geboren. De omgeving met zee, strand en duinen had een grote aantrekkingkracht. Het industriële leven was hier nog niet doorgedrongen en het vissersleven was door de eeuwen heen nauwelijks veranderd. Al in 1847 werd in Den Haag Pulchri Studio (Latijn: ‘studie van het schone’) opgericht. Dit werd de ontmoetingsplaats voor kunstenaars en kunstliefhebbers. Het bestaan van deze vereniging moet voor veel kunstenaars een van de belangrijkste reden zijn geweest om zich in Den Haag of Scheveningen te vestigen. Onder de Haagse schoolkunstenaars werden de Franse kunstenaars van de School van Barbizon bewonderd, die net als zij zoveel mogelijk in de vrije natuur werkten. De weergave van het licht en de atmosfeer van een landschap stond voor hen centraal. Hendrik Willem Mesdag was met kunstenaars als Hendrik Weissenbruch en Bernardus Blommers een van de eersten die in Den Haag kwam wonen en werken. Mesdag koos veelal de bomschuiten en de bedrijvigheid eromheen als onderwerp. Bomschuiten waren goedkope vissersboten met een brede romp en een platte bodem, waardoor ze redelijk makkelijk op het strand getrokken konden worden. Scheveningen had tot 1904 geen eigen haven en de vissersbevolking maakte tot aan die tijd hoofdzakelijk gebruik van dit soort schepen voor de haringvangst.