Erich Wichman
"Groote vrolijkheid/ lachende cavalier"
Verkocht
ERICH WICHMAN
Utrecht 1890-1929 Amsterdam
GROOTE VROLIJKHEID/LACHENDE CAVALIER
Juni 1926
Olieverf op doek
51 x 61 cm.
Gesigneerd: rechts onder ‘W. 26’
Herkomst: Particuliere collectie, Amsterdam; Kunsthandel D.A. Hoogendijk.
Tentoongesteld: Centraal Museum Utrecht, 26-2-1983 t/m 10-4-1983; Provinciaals Drents Museum Assen, 7-5-1983 t/m 26-6-1983.
Literatuur: F. van Burkom, H. Mulder, Erich Wichman 1890-1929: tussen idealisme en rancune, Utrecht 1983, p. 120 (afb.) en afgebeeld op het omslag.
Erich Wichman (familienaam eigenlijk Wichmann; de kunstenaar sprak het uit met een korte i) werd in Nederland geboren als zoon van Duitse ouders. In 1911 ging Wichman colleges kunstgeschiedenis volgen bij Willem Vogelsang en hij werd opgenomen in de Literair-Historische Kring van het Utrechtsch Studenten Corps, waar hij bevriend raakte met literatoren als A.R. Roland Holst, Jacques Bloem, Annie Salomons en François Pauwels. Zijn eerste publicaties verschenen en hij begon te schilderen: in 1913 exposeerde hij enkele schilderijen op de Erster Deutscher Herbstsalon in Berlijn, door bemiddeling van Herwarth Walden. Ook in Nederland zou hij gaan exposeren. Wichman raakte betrokken bij talrijke kunst- en kunstenaarsgroeperingen. Rond 1915 verhuisde Wichman van zijn Utrechtse ouderlijk huis naar Amsterdam. Hij trouwde met Leni Kampfraath, met wie hij drie zoons kreeg. Uit een volgende relatie zou in 1920 nog een dochtertje geboren worden. Wichman begon in zijn Amsterdamse tijd samen te werken met de Utrechtse Zilverfabriek van Begeer: tussen 1917 en 1919 vervaardigde hij bij Begeer allerlei sier- en gebruiksvoorwerpen.
In de tijd na de Eerste Wereldoorlog, waarin veel jonge kunstenaars een gevoel van afkeer tegen de maatschappij en bourgeoisie hadden, richtte Wichman met enkele vrienden de Rapaille Partij op. De Partij nam deel aan de Amsterdamse gemeenteraadsverkiezingen van 1921 om aan te tonen tot welke absurditeiten het democratisch bestel kon leiden.
Begin jaren twintig maakte hij vele buitenlandse reizen, naar onder meer Parijs, Wenen, München, Berlijn, Venetie en Milaan. In Milaan kwam hij in contact met Filippo Marinetti, de voorman van het futurisme. Hij bleef een jaar in Milaan en werkte bij de Nederlandse Kamer van Koophandel, tevens Nederlandse consulaat. Hier leerde hij het Italiaanse fascisme van Mussolini kennen, dat hem geestdriftig maakte. In september 1924 keerde hij terug naar Nederland. Het jaar erop verbleef hij voor een jaar in Parijs, waar hij meewerkte aan het ontwerp voor het Nederlandse Paviljoen. Wichman ontving een bronzen medaille voor zijn tentoongestelde werk. Terug in Nederland werd, door bemiddeling van Jan Toorop, Wichmans werk tentoongesteld bij De Sirkel in Den Haag. In De Gemeenschap en De Vrije Bladen werd literair en grafisch werk van Wichman opgenomen.
Na zijn overlijden op 4 januari 1929 werd Wichmans kist gedragen door vrienden uit de kunstwereld: John Rädecker, Charley Toorop, Louis Saalborn, Herman Bieling, Johan Polet, Piet van Wijngaerdt en Dirk Filarski.