Dirk Smorenberg

(Alkmaar 1883-1960 Oud-Loosdrecht)

Dirk Smorenberg | De schoonheid der natuur

De kunstschilder Dirk Smorenberg (1883-1960) is bekend bij het publiek om zijn met grote precisie en vaste vormen geschilderde bloemstukken en zijn gestileerde waterlelies op de plassen bij Loosdrecht, waar hij vanaf 1920 zijn woning en tevens atelier had. Het atelier lag op een van de gunstigste plekken aan de Loenderveense plas. Daar kon hij geregeld het licht van de zonsopkomst en ondergang bewonderen en vangen op het doek. Hij schilderde niet alleen de natuur, maar een bepaalde visie op het leven. Smorenberg gebruikte de natuur om zijn hart te luchten. Zijn schilderslust resulteerde in vele landschappen, stillevens en portretten, die verspreid zijn over collecties wereldwijd.

Wie wel eens in Loosdrecht kwam, kende het idyllisch gelegen atelier van Smorenberg aan de Horndijk 3, waar gedurende het zomerseizoen zijn laatste creaties in de etalage te bewonderen waren. Hij zette zijn kunstwerken als het ware aan de weg om ze te tonen en te kunnen verkopen aan het voorbijgaande publiek. In 1941 verscheen het artikel ‘Gooise schilders’ in de krant Het volk: dagblad voor de arbeiderspartij, waarin het atelier van Smorenberg en zijn mening over het verkopen van kunst werd omschreven: ‘Een beetje koopmansachtig, zult ge misschien denken. Maar dat is het toch niet: het is slechts een krachtig wapen in zijn strijd tegen de kunsthandel. Want Smorenberg en de kunsthandel, dat zijn water en vuur!’ Smorenberg liet hierop duidelijk weten dat hij de kunsthandel niet nodig had om zijn werk te verkopen: ‘Ik heb jullie niet nódig, ik bereik het publiek toch wel!’.  

Het publiek kon Smorenberg zien als een gezellige, joviale figuur, iemand waarom je wel eens kon lachen. Hij werd vaak omschreven als een ‘bohémien’, een man met een sterke passie voor het maken van kunst. In Het nationale dagblad voor het Nederlandsche volk verscheen in 1943 een artikel over Smorenberg, die net zestig jaar was geworden: ‘Het is ons met den meesten ernst verzekerd en dus moeten wij het wel gelooven, maar wie der talloose vrienden, die het artistieke huis te Loosdrecht van dezen kunstenaar op de meest ongewone en onverwachte tijdstippen plegen te vullen, zou kunnen veronderstellen, dat daar een 60-jarige vóór hen staat! Zeker, de wapperend grijze haardos zou in die richting kunnen wijzen, maar de geheele figuur, tintelend van jeugdige vitaliteit en bruisend van arbeidslust en arbeidskracht, past overigens allerminst bij het prototype van een 60-jarige.’

Toch heeft Smorenberg het niet makkelijk gehad in het leven. Hij was van heel eenvoudige komaf en werkte aanvankelijk bij de marine en later bij het leger. Van jongs af aan hield hij echter van tekenen. Hij kreeg van een kunstkenner bij de marine schetsboeken van kunstschilder Philip Sadée (1837-1904) cadeau. Smorenberg tekende alles wat hij zag, leerde kijken en bleef continue oefenen in zijn eigen schetsboek. Van zijn vrienden en kennissen kreeg hij de bijnaam Smoor.

Pas op tweeëntwintigjarige leeftijd stortte hij zich volledig op het maken van kunst. Hij kreeg adviezen van de schilder en academieprofessor August Allebé (1938-1927). Smorenberg woonde en werkte in Alkmaar en Bergen; later trok hij door Europa en kwam in Montreux, Renkum, Engeland, Zwitserland en zelfs in de Verenigde Staten (New York), waarna hij zich rond 1920 definitief vestigde in Loosdrecht. 

De onafhankelijke en de toch wat originele Smorenberg deed in het waterrijke Noord-Hollandse landschap inspiratie op voor zijn decoratieve landschappen en waterlelies. Bij een aantal van zijn werken ontwierp hij een bijpassende lijst. Met zijn fraaie stilering van de natuur en de vlakheid in zijn werk wordt zijn kunst gerekend tot de Nieuwe Kunst, een Nederlandse tak van de Art Nouveau. In 1918 omschreef kunstcriticus N.H. Wolf in het tijdschrift De kunst zijn stijl: ‘Dirk Smorenberg zoekt naar grote vlakken. Breed wil hij de dingen uitbeelden, op de grens van het decoratieve; maar het realistische verwaarloost hij niet. Het is alsof hij het realisme wil verenigen met het gestileerde, en hij bereikt daarmede belangrijke effecten.’ En: ‘Smorenberg tracht de werkelijkheid te herleiden tot een verstrakten vorm en schildert vrijwel altijd in ongemengde kleur.’
Volgens Wolf wist Smorenberg bloemen, papavers en violen te stileren met behoud van het eigen karakter. ‘De papavers zijn geworden als dreigende monumenten van bloedroode somberheid, - de violen doen als karikaturistische menschbeeldingen… Ziet men in zoo’n viool ook niet een menschengezicht!’, aldus Wolf. 

Smorenberg werd omschreven als een vlugge werker met knap talent die alleen eigenaardige on-Hollandse kleurneigingen had. Hij zou de natuur zien als een lied in kleuren, en deed weinig om atmosfeer in zijn werk aan te brengen. Smorenberg schilderde vrijwel altijd in ongemengde kleur. Hij was kritisch als het ging om licht en de juiste lichtinval in zijn atelier. Het pand had hoge ramen op het noorden. Het licht speelde zo’n grote rol dat hij niet alleen de perenboom die voor zijn ramen stond liet weghalen, maar ook de ruiten verving, omdat ze de lichtinval te veel vertroebelden. 

Regelmatig sprong Smorenberg op zijn fiets en trok hij de wijde omgeving in, met zijn schetsboek onder zijn arm. Op deze manier kon hij vastleggen wat hij op dat moment zag. Een boerenwoning, een steiger aan het water, het riet en de waterlelies met hun weerspiegeling. Volgens velen is Smorenberg op zijn best in de schilderijen van details van de Loosdrechtse plassen. Eén of enkele waterlelies, intiem afgesloten waterstukjes, waarin de puurheid van het wit tussen de in het water weerspiegelende bladeren en stengels sterk uitstraalt. Hij trachtte de weidsheid van de plas uit te drukken door een omlijsting van een ondergaande horizon.

Smorenberg kan beschouwd worden als een kunstenaar die in de meest uiteenlopende stijlen werkte. Zijn hoogtij-jaren lagen tussen 1910 en 1925; een periode waarin hij zich vrijwel autodidact als kunstenaar ontwikkelde. De vroege schilderijen, waarin de schilder in een naturalistische stijl werkte die doet denken aan de Haagse School, maakten plaats voor werken in een meer luministische trant,  en uiteindelijk een abstraherende  en decoratieve stijl. Het was de stijl waarmee hij het publiek bereikte - en nog steeds bereikt - zoals hij dat wilde. Zijn werk is uit duizenden te herkennen. 

Studio 2000 Magazine, 23ste jaargang, nummer 2, juni 2018, pag. 38-41.