Otto van Rees

(Freiburg im Breisgau 1884-1957 Utrecht)

De schilder, tekenaar, graficus, illustrator en beeldhouwer Otto van Rees (1848-1957) werkte in 1903 in Laren (N-H). Het jaar daarna werkte hij in Domburg (Veere). Hier werkte hij veel samen met Jan Toorop, die een vriend van de familie was. In 1904 en 1905 werkte Van Rees in Parijs en in 1906 in Barbizon. Hierna keerde hij terug naar het Gooi en werkte hij in Laren en Blaricum. In de jaren daarna werkte hij in Parijs, Zürich en Ascona. Tussen 1939 en 1954 werkte hij in Utrecht. Van Rees was een leerling van Jan Toorop en Herman Heijenbrock. Zelf was hij leraar van Helena de Baat en Pierre de Grauw. Zijn onderwerpen waren boeren- en figuurvoorstellingen, interieurs, landschappen, portretten, religieuze werken, stillevens en non-figuratieve werken.

Na zijn verblijf in het buitenland was het werk van Van Rees veranderd. Waar hij eerst luministische, pasteuze werken maakte, maakte hij zijn nieuwe werken in een meer lineaire stijl. De vorm werd belangrijker dan de kleur, die meer ingetogen werd en duidelijke contouren kreeg. De werken die ontstonden tussen 1908 en 1914 zouden steeds meer neigen naar het kubisme. De vormen werden steeds meer opgebouwd uit hoekige segmenten en hij werkte in aardetinten, zoals de initiators van het kubisme in Frankrijk – Pablo Picasso en Georges Braque – ook deden.

Literatuur:
A.B. Loosjes-Terpstra, Moderne kunst in Nederland, Utrecht 1958, p. 10 en passim. 

J. van Adrichem, De ontvangst van de moderne kunst in Nederland 1910-2000. Picasso als pars pro toto, Amsterdam 2001, p. 13-14 en passim.

S. van Faassen e.a., Otto van Rees, Zwolle 2005.

J. Engelman, H. Wiegersma, ‘Otto van Rees’, in: Op Steiger nr. 5.