Anton Mauve

Mauve probeerde juist buiten de stemming weer te geven die hij vond tijdens zijn eenzame tochten rond Oosterbeek. Hij beschreef dit in de vele brieven aan Willem Maris: ‘zoo iets waar droevigs heb ik nimmer gezien. Een diepbedroefde moeder over het verlies van haar eenige kind is er niets bij. Een breede streep of strook voor u welke naar de horizon toe langer hoe zwarter wordt. Een geheimzinnig getik en gesis van regendroppels welke halverwege de hei plant aan elk takje een uitspreitseltje blijft hangen verder glimmende natte steentjes. ‘ Zelfs in zijn atelier probeerde Mauve de natuur na te bootsen, door zijn studies lijst tegen lijst op te hangen. Hij werd dan ook geprezen om zijn gave ‘ons buiten te brengen, ons frissche lucht te doen inademen’. Zijn bejubeling van de natuur doet misschien anders vermoeden, maar over het algemeen had Mauve een zwaarmoedig karakter en werd hij regelmatig gekweld door depressies. Volgens sommigen maakte hij tijdens deze zwaarmoedige periodes zijn beste schilderijen.

Mauve bezocht al in 1855 de oude Bilders in zijn huis De Parre. Na zijn doop in de Wolfhezerbeek trok hij het landschap in met zijn schetsboeken en schilderkist. Hij koos niet zoals de oude Bilders de Wodanseiken, maar raakte meer geïnspireerd door het vee langs de uiterwaarden van de Rijn. Mauve maakte in Oosterbeek vele schetsen van de onderwerpen en stemmingen die hij trof in de omgeving.

Tot zijn verhuizing naar Laren in 1885 verbleef Mauve met regelmaat in Oosterbeek. Onderwerpen die hij in de Veluwezoom vond waren houthakkers en -sprokkelaars, ploegende paarden, aardappelrooiers, watermolens en meer.  Maar zijn voorkeur ging altijd uit naar de dieren in het schilderij. Deze interesse had hij opgedaan bij zijn leermeester en tevens dierschilder Pieter Frederik van Os (1808-1892).

Vanaf 1871 was Mauve woonachtig in Den Haag. Hij genoot inmiddels grote bekendheid en was actief lid in het Haagse kunstleven. Verschillende leerlingen bezochten zijn atelier, onder wie zijn neef Vincent Van Gogh. Het bezoek duurde echter niet lang: de twee kunstenaars botsten voortdurend door hun verschillende artistieke opvattingen en eigenzinnige karakters.

Mauve zocht een zekere kalmte in zijn werk. Zo schilderde hij vlak na zijn komst in Den Haag in 1971 het schilderij ‘Paarden bij een Drenkplaats’. Het werk, waarin de ruiter zijn twee paarden uit een poel laat drinken bij het licht van de ondergaande zon, straalt rust uit. Mauve schilderde het motief in diverse varianten en wist steeds weer de stemming van de regenachtige dag weer te geven. Eén schilderij bevindt zich in de collectie van de Londense Tate Gallery, één in Rijksmuseum Twente en één in de collectie van Studio 2000. Waar de kunstenaar bij het ene schilderij een bosschage rechts aanbracht, is dat bij de andere links en bij de laatste ontbreekt deze. Verder zijn de schilderijen gelijk aan elkaar, in voorstelling en stemming.
De schilderijen behoren tot de eerste waarin het zilveren licht te zien is, waarmee de schilders van de Haagse school zoveel bekendheid genieten. Met name het vochtige klimaat en de ligging aan zee werkten mee aan de grijze atmosfeer van de Haagse school. De boodschap was duidelijk: een schilder kon niet meer zonder de natuur.

Dit is een onderdeel van het artikel wat in het Studio 2000 magazine in 2016 verscheen.

(Zaandam (Zaanstad) 1838-1888 Arnhem) 

Mauve probeerde juist buiten de stemming weer te geven die hij vond tijdens zijn eenzame tochten rond Oosterbeek. Hij beschreef dit in de vele brieven aan Willem Maris: ‘zoo iets waar droevigs heb ik nimmer gezien. Een diepbedroefde moeder over het verlies van haar eenige kind is er niets bij. Een breede streep of strook voor u welke naar de horizon toe langer hoe zwarter wordt. Een geheimzinnig getik en gesis van regendroppels welke halverwege de hei plant aan elk takje een uitspreitseltje blijft hangen verder glimmende natte steentjes. ‘ Zelfs in zijn atelier probeerde Mauve de natuur na te bootsen, door zijn studies lijst tegen lijst op te hangen. Hij werd dan ook geprezen om zijn gave ‘ons buiten te brengen, ons frissche lucht te doen inademen’. Zijn bejubeling van de natuur doet misschien anders vermoeden, maar over het algemeen had Mauve een zwaarmoedig karakter en werd hij regelmatig gekweld door depressies. Volgens sommigen maakte hij tijdens deze zwaarmoedige periodes zijn beste schilderijen. 

Mauve bezocht al in 1855 de oude Bilders in zijn huis De Parre. Na zijn doop in de Wolfhezerbeek trok hij het landschap in met zijn schetsboeken en schilderkist. Hij koos niet zoals de oude Bilders de Wodanseiken, maar raakte meer geïnspireerd door het vee langs de uiterwaarden van de Rijn. Mauve maakte in Oosterbeek vele schetsen van de onderwerpen en stemmingen die hij trof in de omgeving.

Tot zijn verhuizing naar Laren in 1885 verbleef Mauve met regelmaat in Oosterbeek. Onderwerpen die hij in de Veluwezoom vond waren houthakkers en -sprokkelaars, ploegende paarden, aardappelrooiers, watermolens en meer.  Maar zijn voorkeur ging altijd uit naar de dieren in het schilderij. Deze interesse had hij opgedaan bij zijn leermeester en tevens dierschilder Pieter Frederik van Os (1808-1892).

Vanaf 1871 was Mauve woonachtig in Den Haag. Hij genoot inmiddels grote bekendheid en was actief lid in het Haagse kunstleven. Verschillende leerlingen bezochten zijn atelier, onder wie zijn neef Vincent Van Gogh. Het bezoek duurde echter niet lang: de twee kunstenaars botsten voortdurend door hun verschillende artistieke opvattingen en eigenzinnige karakters.

Mauve zocht een zekere kalmte in zijn werk. Zo schilderde hij vlak na zijn komst in Den Haag in 1971 het schilderij ‘Paarden bij een Drenkplaats’. Het werk, waarin de ruiter zijn twee paarden uit een poel laat drinken bij het licht van de ondergaande zon, straalt rust uit. Mauve schilderde het motief in diverse varianten en wist steeds weer de stemming van de regenachtige dag weer te geven. Eén schilderij bevindt zich in de collectie van de Londense Tate Gallery, één in Rijksmuseum Twente en één in de collectie van Studio 2000. Waar de kunstenaar bij het ene schilderij een bosschage rechts aanbracht, is dat bij de andere links en bij de laatste ontbreekt deze. Verder zijn de schilderijen gelijk aan elkaar, in voorstelling en stemming. 

De schilderijen behoren tot de eerste waarin het zilveren licht te zien is, waarmee de schilders van de Haagse school zoveel bekendheid genieten. Met name het vochtige klimaat en de ligging aan zee werkten mee aan de grijze atmosfeer van de Haagse school. De boodschap was duidelijk: een schilder kon niet meer zonder de natuur.

Dit is een onderdeel van het artikel wat in het Studio 2000 magazine in 2016 verscheen.