Herman Justus Kruyder

(Lage-Vuursche (Baarn) 1881-1935 Amsterdam)

Herman Kruyder wordt gezien als één van de belangrijkste Nederlandse expressionisten. Zijn ontwikkeling ging snel: terwijl hij rond 1919-1920 vooral schilderijen van het lenleven maakte die hij in een poëtische sfeer verbeeldde, werkte hij drie jaar later in een geheel eigen, expressieve stijl met directere en meer heldere kleuren. Kleur werd in de jaren twintig steeds belangrijker voor hem en ging zwaarder wegen dan vorm of compositie. De voorliefde voor kleur zou hij hebben overgehouden aan zijn korte carrière als glazenmaker. In zijn schilderijen stond Kruyder bekend als een boerenschilder, met motieven als dorpen, dieren en bloemen.

Kruyder bekeek de natuur vanuit een kinderlijk oogpunt: hij zag de natuur maar probeerde niet te interpreteren, waardoor hij over alles wat hij zag verwonderd kon zijn als een kind. De natuur was dan ook niet het hoofdonderwerp in zijn werk: de verwondering en de hieraan tegenovergestelde verschrikking waren de eigenlijke onderwerpen van de schilderijen. Kruyder was psychisch niet erg stabiel en had regelmatig inzinkingen. Zijn werk wordt hierdoor vaak beschouwd als een uitlaatklep voor zijn depressieve gemoedstoesten. Kruyders dertigjarig oeuvre omvat slechts 125 werken. Net als Van Doorn werd Kruyder in zijn eigen tijd als kunstenaar al wel op waarde geschat, maar werd zijn werk nog niet algemeen gewaardeerd.