Bart van der Leck

(Utrecht 1876-1958 Blaricum)

Bart van der Leck
Bart van der Leck ( Utrecht, 26 november 1876 – Blaricum 13 november 1958) is bekend als een kunstschilder die abstraheert maar de figuratie niet helemaal loslaat. Hij staat aan de basis van De Stijl beweging. Hij schreef voor het blad De Stijl en had invloed op de artistieke ontwikkeling van zowel Piet Mondriaan ( Amersfoort 1872- New York 1944) als Theo van Doesburg ( Utrecht 1883- Davos 1931). Met architect Piet Klaarhamer deelde hij een atelier in Utrecht en werkte hij samen aan een boekuitgave. Jan Schonk is kunstschilder van landschappen met grote luchtpartijen en een kleinzoon van Bart van der Leck. Hij verdiepte zich in diens werk. Jan Schonk woonde van zijn vijfde tot zijn negende jaar in het zelfde huis als zijn grootvader Bart van der Leck. Hij is daarmee een van de laatst overgebleven personen die hem persoonlijk en van zeer nabij hebben meegemaakt. Ook kent hij de verhalen van zijn moeder over zijn bijzondere grootvader. De tentoonstellingscurator van de tentoonstelling over Bart van der Leck in museum Singer Laren (najaar 2017) stelde hem een aantal vragen over diens leven en werk.

Wie was Bart van der Leck?
Voor kleinzoon Jan was het een oudere man rond de tachtig jaar oud. Hij was heel stijf in zijn lijf en kon niet goed meer bewegen toen hij oud was. Hij maakte eens een wandeling met zijn grootvader naar de barbier toen hij een jaar of 8 was. Jan zag onderweg een mooie vogel en wilde dat zijn grootvader er ook naar keek. Bart van der Leck antwoordde dat hij hem wel op de terugweg zou zien, als ze van de andere kant zouden komen aanlopen, aangezien hij zijn stijve lijf anders moest forceren. Hij had dus wel een gevoel voor humor. Serieus is een goede kwalificatie. Hij had een soort stijlvolle manier van bewegen. Hij maakte thuis wel grapjes maar buitenshuis niet. Hij was daar meer een persona. Hij was een man uit een paternalistisch tijdperk, hij was wel de baas. Om tien uur deed hij het licht uit en was het stil in huis. Hij was niet gemakkelijk tijdens zijn werk. Jan hoorde later verhalen over zijn bijdrage met betrekking tot de kleur van het Nederlands paviljoen van de wereldtentoonstelling in Spanje in 1929. Hij kon wel twee dagen doen over het maken van de juiste kleur rood. Maar dan was het ook geweldig. Hij was iemand die zijn werk en atelier helemaal afschermde. Alleen zijn oudste twee kleinkinderen, een nichtje van Jan en een neef mochten er soms een appeltje eten.  Met jongens had hij niet zoveel, geen joviale opa, die speelde met de kleinkinderen. Hij pakte soms de bal af. Van het zusje van Jan maakte hij een tekening. Alleen van zijn nichtje Lon maakte hij een schilderij.

Waar kwam de inspiratie vandaan?
Na de oorlog maakte Bart van der Leck tegeltableaus voor gewone mensen om kunst betaalbaar te maken. In zijn atelier stond een oven. Hij maakte ook schotels, bordjes en vazen. Allemaal in de zelfde stijl met kleur op een witte achtergrond. De tegels waren voor op de muur, hij maakte ook effen tegels met tinglazuur om die af te wisselen met de tegels met kleur. De tegels waren heel dik, meer dan 1 cm. Hij stond hiermee ook in een oude Hollandse traditie met als achterliggende idee; wat geeft de oude tijd aan als mogelijkheden om het interieur te verlevendigen.

Bart van der Leck ontwierp ook meubelen die wit werden geschilderd. Uit eigen behoefte, er was gewoon een tafel nodig. Hij maakte ontwerpen voor zichzelf en liet ze uitvoeren door een timmerman. Het idioom van de meubelen is gebaseerd op het werk van Piet Klaarhamer (Zwiep 1874-Ede 1954) waarmee hij samenwerkte en die ook de leermeester van Gerrit Rietveld (Utrecht 1888-Utrecht 1964) was. Gerrit Rietveld was ook sterk door Klaarhamer beïnvloed. Zij leunden beiden op het werk van Klaarhamer. Het zijn eenvoudige meubelen. Hij woonde zelf niet in een De Stijl - huis, dat wilde hij niet, het moest een werkhuis zijn.

Piet Klaarhamer, waarmee hij in het begin van zijn loopbaan veel omging en samenwerkte kwam uit een gereformeerd milieu, diens vader was de gereformeerde predikant P.J.W. Klaarhamer. Bart van der Leck kwam uit de arbeidende klasse voort, zijn ouders waren naar alle waarschijnlijkheid niet met religie bezig. Met kerkgang had van der Leck weinig op maar hij had wel wat met religiositeit. Hij hield van de kathedraalbouw die hij bestudeerde. Hij maakte daarvoor reizen naar bijvoorbeeld Chartres. In kathedralen maakte hij tekeningen van het interieur en hij hield van de devotie. Hij zag in het werk van de kathedralenbouwers een parallel met zijn eigen pionierswerk in de kunst. Hij ontwierp in het begin ook glas- in- lood ramen. Hij werkte in glasateliers in Utrecht en kreeg hier ook zijn opleiding. Zijn idee van kleurvlakken op een wit fond is ontleend aan de gesneden vlakken bij het inramen van glas- in- lood en het omgaan met kleur denkt zijn kleinzoon. Kees Hilhorst, een biograaf, onderzoekt dit verder.

Hoe was de relatie met Piet Mondriaan en Theo van Doesburg?
Mondriaan vond een nieuwe weg, dit vond Van der Leck goed, maar de rasters waarmee Mondriaan het vastzette vond Bart van der Leck te ver gaan, een doodlopende weg. Zij trokken een tijd samen op. Rond 1917 ging Mondriaan zeer sterke rasters toepassen. Het zijn eigenlijk tegeltableaus, zo strak. Het zou kunnen dat Mondriaan ook naar glas- in- lood heeft gekeken. Van der Leck hield niet van rasters en strakke lijsten, het beeld dat je schept moest in de bouw opgaan, geen venster in de muur, het werk niet afsluiten. Een directe projectie op de muur. Mondriaan zou naar Parijs zijn gegaan omdat het werk te veel op het werk van Bart van der Leck zou lijken. Met Mondriaan had Bart van der Leck eigenlijk nooit ruzie of onenigheid, hij vond het een integer mens. Andersom zou dat ook zo zijn.

Bart van der Leck dacht vanuit een schildersbeweging naast de bouwers die ruimte schiepen voor schilders zodat ze elkaar konden aanvullen. Van Doesburg haalde iedereen erbij, allerlei soorten beroepsgroepen, waaronder architecten. Daardoor is van der Leck afgehaakt bij De Stijl en heeft hij het manifest nooit ondertekend. Het is daarmee in de kiem gesmoord. Van der Leck vond van Doesburg veel te journalistiek, hij lag hem niet. Van der Leck werd als zeer revolutionair beschouwd. Hierdoor ondervond hij veel tegenstand. Via Anton der Kinderen zocht hij voor de oorlog erkenning voor zijn inspanningen, men vond hem veel te ver gaan. Hij ging eenzaam zijn eigen weg. Er was na de oorlog een totaal andere uitwerking. De belangstelling richtte zich in Nederland op COBRA. Bart van der Leck raakte op de achtergrond.

In New York werd Mondriaan zeer invloedrijk (hij overleed daar in 1944) als inspiratiebron voor een nieuwe generatie kunstenaars. Toen het puur abstracte werk van Mondriaan bekend werd in Nederland en zich kon verheugen in een hernieuwde belangstelling doordat de Amerikanen met hem wegliepen werd het je- van- het. Van der Leck voelde zich aanvankelijk opzij gedrukt. Maar toen hij doorkreeg dat er ruimte kwam voor zijn werk kon hij laten zien wat hij kon, met zijn sterke kleuren. In het murale vlak kon hij met een enorme kleurgevoeligheid werken. Nu konden schilderijen in de architectuur opgenomen worden door kleur toe te passen in de architectuur, zowel binnen als buiten (na 1917, voor de oorlog, kon dat eigenlijk alleen binnen). Het kon een soort totaalkunst worden. Schilderijen zijn niet langer losse onderdelen. Als voorbeeld kun je aan het eind van het leven van Bart van der Leck de vliegschool in Eelde nemen en het interieur van de villa van de familie Schöne, de dochter en schoonzoon van Bart van der Leck, ontworpen door Piet Elling Zijn eigen interieur werd heel wit, met tegels,tapijten, kussens en witgeschilderde eigen meubelen. Antieke meubelen werden ook wit geschilderd. Je kunt het als vrij sober en licht kwalificeren. Er bestaat een breed pallet aan kleurenstalen van hem. Van roze en lila tot legergroen. Hij legde zich geen beperkingen op. De kleuren waren in het begin van zijn ontwikkeling gedekt. Een vroeg ontwerp bevat soms zelfs geen primaire kleuren. Hij ontwierp ook stoffen (voor warenhuis Metz).  Hij legde zich hier ook geen beperkingen op wat betreft het kleurgebruik. Als hij aan zijn eigen schilderijen werkte lag dat anders, hier werkte hij met primaire kleuren.

Kunst en de familie, hoe zit dat?
Kleinzoon Jan is kunstschilder geworden, zijn broer Aart was beeldhouwer. Als kleinzoon is er altijd een soort heilige sfeer rond het werk van Bart van der Leck waar je moeilijk los van kunt komen. Je bent er mee beladen. Hoe moet zich dat uitkristalliseren in de wereld? In het huis waren altijd kunstenaarsmaterialen aanwezig; verf, penselen eigenlijk van alles. Het was toegankelijk. Als kind vond Jan het heerlijk om te schilderen in de vakanties. Je ontwikkelt een belofte om je zo te uiten. Talent krijg je wel of niet mee. Een zeer goed gevoel voor kleur zit in de genen. Zelf kan hij goed naar de waarneming werken en vindt dat een heerlijk uitgangspunt.

De vrouw van Bart van der Leck was onderwijzeres. Ze was een zeer goede tekenaar. Dat heeft van der Leck zeker aangesproken. Zij werkten voor er kinderen kwamen in het begin waarschijnlijk samen in de buitenlucht om schetsen te maken in Glanerbrug, bij Enschede, waar zij vandaan kwam. Later was daar geen sprake meer van. Pas in de jaren ’50 is zij weer gaan schilderen en tekenen. In de contacten met de andere De Stijl- leden heeft zij waarschijnlijk niet zozeer een rol gespeeld in die tijd. Later heeft zij in het contact met kunstpedagoog H.P. Bremmer een grote rol gespeeld. Er was sprake van een mecenaat tussen 1912 en 1945. Voor een jaargeld kreeg hij een groot deel van de productie in handen die hij doorverkocht aan zijn cursisten (mevrouw Helene Kröller- Müller kocht veel werk aan, de basis voor de grote collectie Van der Leck’s in museum Kröller-Müller). De vrouw van Bart van der Leck kon goed opschieten met de vrouw van Bremmer. De dames waren zeer belangrijk voor de relatie en de invloed op de financiën voor de familie van der Leck. In de oorlog ging de ondersteuning wel door, mede door de vrouw van Bremmer.  Toen alles erg moeilijk werd in de loop van de oorlog kwam er bijvoorbeeld een piano toen daar behoefte aan was.

Van Doesburg reisde veel en verbleef vaak in het buitenland. Bart van der Leck maakte in 1913-1914 een reis naar Tunesië. Architect Robbert van ’t Hoff reisde naar de Verenigde Staten om Frank Lloyd Wright te ontmoeten. Piet Mondriaan woonde in Parijs en New York. Bart van der Leck is zover bekend nooit in de Verenigde Staten geweest. Wel maakte hij reizen naar kathedralen in Chartres en Keulen aan het begin van zijn loopbaan. Ook was hij betrokken bij het Nederlandse paviljoen op de wereldtentoonstelling in Spanje in 1929. Tegenwoordig zijn schilderijen van Bart van der Leck opgenomen in belangrijke musea in de wereld en wordt zijn rol in de ontwikkeling van de kunst van de 20ste eeuw als steeds belangrijker gezien naast die van Piet Mondriaan en Theo van Doesburg. In het museum Singer Laren is een tentoonstelling in voorbereiding over Bart van der Leck in het kader van het De Stijl jaar 2017. De expositie is voorzien in het najaar, honderd jaar na het ontstaan van een van de belangrijkste kunststromingen met invloed op de ruimtelijke omgeving die tot op de dag van vandaag voortduurt.

Door: Jeroen Spijker

Dit artikel verscheen in het Studio 2000 magazine.