Kunstenaars van Studio 2000

Albert Neuhuys

De Larense School: een juiste term?

Het was rond 1870 dat Jozef Israels in Den Haag terugkeerde van zijn eerste bezoek aan Laren. Hij attendeerde zijn collega’s van de Haagse School enthousiast op het prachtige landschap van Laren en haar omgeving. Het nieuws over het pittoreske dorp verspreidde zich als een lopend vuurtje, en aan het einde van die eeuw werd de regio ook ontdekt door een groot aantal andere schilders, onder wie Anton Mauve, Albert Neuhuys en Hein Kever. Laren was in de loop der jaren steeds toegankelijker geworden: vanaf 1874 was de reis er naar toe al makkelijker geworden door de aanleg van de spoorlijn Amsterdam-Utrecht, die over Hilversum reed, en vanaf 1882 kon men met de nieuwe Gooische Stoomtram rechtstreeks van Amsterdam naar Laren reizen.

 

De aantrekkingskracht van Laren en de migratie van vele kunstenaars naar het dorp is geen fenomeen dat op zichzelf stond. Aan het einde van de negentiende eeuw waren op veel plaatsen in Europa schilderkolonies ontstaan. Deze kunstenaarsgroepen ontstonden omdat het buiten schilderen (‘en plein air’) steeds meer in zwang raakte. Schilders gaven elkaar de mooie plekjes door, en er ontstonden groepen in onder meer het Franse Barbizon, het Duitse Worpswede en in Sint Martens-Latem in België. In Nederland was het niet anders: geliefde plekken waren de Veluwezoom bij Oosterbeek/Doorwerth, Bergen in Noord-Holland, Domburg en Katwijk.

Laren was een bijzondere plek, omdat het leek alsof in het kleine boerendorp de tijd stil was blijven staan. Deze sfeer oefende een enorme aantrekkingskracht uit op kunstenaars, en veertig jaar na Israels’ ontdekking zou de plaats dan ook zijn uitgegroeid tot een bruisend kunstenaarsdorp.

 

Israels was in Laren beland doordat de ongerepte natuur en het leven op het land rond zijn woonplaats Den Haag aan het verdwijnen was. Voor de schilders van de Haagse School was dit een groot probleem, want juist de landelijke thema’s waren favoriete onderwerpen. Verhuizen naar Laren bood de uitkomst: het was voor de schilders een plek waar ze ongestoord verder konden werken, zonder mee te hoeven gaan in de moderniserende samenleving.

Deze Haagse kunstenaars vormen de eerste generatie schilders in Laren, en hun schilderijen toonden overeenkomsten in thema en schilderwijze. De schilders namen als onderwerp veelal het karakteristieke Larense binnenhuis – die veel kunstenaars nabouwden in het eigen atelier – en de autochtone boerenbevolking. De latere generaties schilders die naar Laren kwamen zouden hele andere onderwerpen schilderen en zich bedienen van andere schilderstijlen.

Ondanks dit verschil wordt sinds tientallen jaren de benaming ‘Larense School’ gebruikt voor alle schilders die in Laren werken. Het is daarmee een overkoepelende term voor een bonte verzameling aan schilderstijlen, onderwerpen en ideeën van schilders in Laren, terwijl de term ‘School’ een nauwere band en meer overeenkomsten tussen de schilders suggereert. Deze onduidelijkheid roept de vraag op of de term wel juist is: bestaat er wel zoiets als een Larense School?

 

De laatste jaren wordt deze vraag steeds vaker gesteld. In 2006 schreef Emke Raassen-Kruimel, tot 2009 Hoofd Museumzaken bij het Singer Museum te Laren, het artikel ‘Bestaat er eigenlijk wel een Larense School?’. Hierin schrijft zij dat de benaming Larense School nog niet zo heel oud is. Terwijl Laren al meer dan een eeuw een schildersdorp is, wordt de term ‘School’ nog niet veel langer dan vijftig jaar gebruikt, en lang niet door iedereen. Raassen-Kruimel onderzocht voor haar artikel in Tussen Vecht en Eem: tijdschrift voor regionale geschiedenis hoe er in het verleden naar de Larense schilders werd gekeken en of en wanneer er gesproken werd van een Larense School. Volgens Raassen-Kruimel dook het begrip voor het eerst op als een algemeen omvattende termijn voor de schilderkunst in Laren in de jaren veertig. Een hoofdstuk over Laren kreeg in Nederland schildert de titel ‘De School van Laren’ mee. De auteur van het stuk maakte duidelijk onderscheid tussen de verschillen in stijl en onderwerp van de kunstenaars, en ook besprak hij ze niet als een samenhangende groep. Toch is er door de titel van het hoofdstuk misschien een basis gelegd voor een misverstand.

 

Vanaf de jaren vijftig lijkt de term Larense School ingeburgerd te raken. In deze jaren wordt er door de auteurs nog wel onderscheid gemaakt tussen de eerste generatie Larense schilders en latere schilders. Als aan het einde van de jaren zestig de Larense schilders voor het eerst uitgebreid besproken worden, wordt de term Larense School uitvoerig gebruikt. Jan P. Koenraads schreef in Gooische schilders dat karakteristiek voor de Larense School de klassieke – aan romantiek verwante tendenzen – zijn die overgaan in invloeden van het impressionisme. Door het hechte groepsverband tussen de schilders en hun artistieke isolement ontwikkelden zij een eigen ‘Gooise’ stijl. Tot deze stijl rekende hij een aantal schilders in Laren, maar hij liet er ook schilders buiten vallen, onder wie Ferdinand Hart Nibbrig en Co Breman. Jarenlang zou het boek van Koenraads het enige zijn met uitgebreide informatie over Laren en zijn kunstenaarsgemeenschap. Aan het begin van de jaren tachtig volgden meer publicaties, waarin steeds duidelijk de Larense School genoemd werd.

 

Wat is er nu eigenlijk verkeerd aan de term, die nog steeds volop gebruikt wordt? Emke Raassen-Kruimel definieert ‘School’ als ‘een groep van kunstenaars die in een bepaalde periode nieuwe gelijkgestemde ideeën in hun werk uitdragen en daarvoor een gemeenschappelijke stijl gevonden hebben’. Aan de hand van enkele werken van Larense schilders uit de collectie van Studio 2000 kan deze definitie getoetst worden. Eén van de belangrijkste Larense schilders is Anton Mauve (1838-1888). Laren wordt niet voor niets ook wel het ‘Land van Mauve’ genoemd. Ondanks dat Mauve maar zes jaar doorbracht in Laren, dat hij het ‘luilekkerland voor een schilder’ noemde, was hij degene die het dorp in binnen- en buitenland bekend maakte. Nog altijd herinneren straatnamen in Laren en Blaricum als ‘Het Mauvezand’ en de ‘Mauvelaan’ aan de schilder. Mauve had een grote voorkeur voor het dierschilderen. Zijn schilderijen met schapen waren zeer gewild in Amerika. Ook schilderde Mauve graag de arbeid op het land. Zijn schilderstijl ontwikkelde zich van romantisch realisme naar een meer impressionistische aanpak.

 

Naast Mauve was Jacob Simon Hendrik (Hein) Kever (1854-1922) een belangrijke schilder in Laren. Kever onderhield goede contacten met Mauve en met Neuhuys, maar hij schilderde de populaire binnenhuizen in een zeer eigen stijl. Kever genoot zijn grootste succes met Gooise boereninterieurs met boeren en kinderen. Zijn schilderijen tonen een harmonische lichtwerking, zonder sterke lichtcontrasten. Zijn vroege werken schilderde hij in een redelijk stugge verftoets; later zou deze losser worden. Waar Mauve met zijn brede streken en grijze kleuren duidelijk zijn verwantschap met de Haagse School toonde, was het werk van Kever van heel andere aard. De donkere aardetinten en sfeervolle interieurs tonen meer overeenkomsten met de schilderijen van Jacobus Frederik Sterre de Jong (1866-1920). Daarentegen is het schilderij van Wilhem Alexander Knip (1883-1967) weer van een hele andere orde, en het contrast tussen het zomerse gezicht op een boerderij en de treurige, onheilspellende voorstelling van de moeder met kinderen van Sterre de Jong had nauwelijks groter kunnen zijn.

 

Zelfs deze korte bespreking van het werk van enkele Larense schilders maakt duidelijk dat er nauwelijks sprake is van gelijkgestemde ideeën en een gemeenschappelijke stijl. Daar komt bij dat nu de schilders van de tweede generatie nog buiten beschouwing zijn gelaten. De tweede generatie vestigde zich rond 1900 in Laren. Kunstenaars als Roland Holst, Hart Nibbrig, Co Breman en Frans Langeveld schilderden in een stijl die veel overeenkomsten toonde met het impressionisme. Breman en Hart Nibbrig onderscheidden zich nog eens extra door pointillistische en luministische landschappen. Ook schilders als Jan Sluijters, Piet Mondriaan en Leo Gestel vestigden zich in Laren. Zij hadden Laren en omgeving niet meer als directe inspiratiebron, en hadden zeer verschillende ideologieën en stijlen.

Wat kan dan een reden voor deze noemer zijn? Het meest voor de hand ligt de reden die voor veel termen in de kunstgeschiedenis geldt: een benaming is een gemakkelijke noemer om zo een groep te kunnen duiden. Omdat dat niet mogelijk is, wordt in de meeste literatuur waarin gesproken wordt van een Larense School ook geen duidelijke definitie gegeven: zo blijft het gissen wat er precies bedoeld wordt met de term.

Toch is er wel een lokale Larense stijl te wijzen. De schilders in Laren en haar omgeving werkten vaak direct naar, en in, de natuur. Dit terwijl hun collega’s van de Haagse School veelal alleen hun schetsen buiten maakten, en deze in het atelier uitwerkten.

De eerste Larense schilders als Mauve en Neuhuys hadden de trend gezet voor een stijl waarin de landschapsschilderkunst en het genre van het interieur het belangrijkst waren. Daarnaast ondervond de Larense stijl geen invloed van moderne Franse stijlen zoals het luminisme: hierdoor bleef de stijl traditioneel van aard. Volgens Raassen-Kruimel heeft de Larense stijl een zekere mate van eigenheid, maar kan deze niet worden beschouwd als een afzonderlijke richting in de schilderkunst. Uitgaande van de definitie die zij gaf voor een School, beantwoorden noch de schilders die als eersten in Laren aankwamen aan het einde van de negentiende eeuw, noch de volgende generatie daaraan. Het is daarom juister om te spreken van ‘Larense schilders’: binnen deze omschrijving zijn alle verschillen tussen de schilders die kortere of langere tijd in Laren werkten te vangen.

Kunstwerken te koop

NeuhausA_Onderonsje_pol__5392
Albert Neuhuys

Buurt of boerderij

Aquarel op papier, 45 x 34 cm.

Neuhuys gezin
Albert Neuhuys

De rammelaar

Olieverf op paneel, 36 x 29,5 cm.

Meer laden...

Neem contact op

Contact